DE BRUINE KIKKER - RANA TEMPORARIA
De Bruine kikker hoort tot de familie van de echte kikkers, Ranidae. In Europa komen alleen vertegenwoordigers van het geslacht Rana voor. Op basis van kleur en leefwijze onderscheidt men "groene kikkers" (subgenus Pelophylax) en "bruine kikkers" ( subgenus Rana). In Europa kennen we momenteel 7 soorten bruine en 6 soorten groene kikkers.
Beschrijving:
De Bruine kikker is een grote, plompe, bruine kikker. Zij kunnen een kop-romp-lengte
van 107 mm bereiken (mannetjes), bij uitzondering 111 mm (vrouwtjes), maar meestal
blijven zij kleiner, gemiddeld 70 - 90 mm. Bruine kikkers met een lengte van
meer dan 65 mm zijn bijna altijd tenminste 3 jaar oud en geslachtsrijp.
De kop is breed en de snuit kort en stomp. De pupil is horizontaal elliptisch.
De rugzijde is contrastrijk gekleurd en getekend. Op een donkerbruine (vaak
mannetjes) of roodbruinige (vrouwtjes) ondergrond bevinden zich meer of minder
talrijke, grote donkerbruine vlekken. Over het midden van de rug is vaak een
vale, niet scherp begrensde, lichte rugstreep zichtbaar.
Leefgebied:
De Bruine kikker geeft de voorkeur aan koele en schaduwrijke biotopen. Vooral
tijdens warme zomerdagen houdt hij zich op in de buurt van het water of aan
de waterkant. Bij verstoring vlucht hij dan het water in. Verder komt hij voor
in akkerlanden, tuinen en stadsparken, waar hij leeft in dichte bodemvegetaties
of in holen, waar zij ook kunnen overwinteren, echter over het algemeen niet
verder dan 800 - 100 m. van het water. Vaker overwinteren zij in zuurstofrijk
water. De Bruine kikker is een nacht actief dier, maar in de paartijd is hij
ook overdag actief. De Bruine kikker kan 10 jaar oud worden en mogelijk nog
wel ouder.
Voedsel:
De Bruine kikker leeft van dierlijk voedsel dat voornamelijk uit insecten bestaat,
maar ook een slakje op zijn tijd versmaadt hij niet. De larven leven hoofdzakelijk
van algen, maar vertonen soms ook kannibalistisch gedrag.
Voortplanting:
De trek naar de voortplantingswateren vindt plaats tussen half februari en half
april in de schemering en in de nacht. De trek naar de zomerbiotopen volgt tussen
half maart en eind april. De eieren worden enige dagen na het bereiken van het
water afgezet in water van 5 - 30 cm. diep, boven diverse vegetatiestructuren.
De vrouwtjes worden bij hun oksels omklemd en zetten één (heel
soms twee) eiklompen af, die, afhankelijk van de grootte van het vrouwtje, 700
- 4500 eieren kan bevatten. In het water zwelt de eiklomp op tot de grootte
van een vuist. De bovenkant van de eitjes is bijna zwart.
De embryonale ontwikkeling duurt gewoonlijk 10 - 14 dagen, maar kan bij erg
koud weer ook 3 - 4 weken in beslag nemen. De eiklompen (kikkerdril) kunnen
een korte vorstperiode wel doorstaan; duurt de vorstperiode langer, dan zal
vaak alleen de bovenste laag eieren aangetast worden.
kikkerdril van de bruine kikker
De larven:
Als ze uit het ei komen, zijn de larven 6 tot 9 mm. lang en zij groeien tot
een lengte van ca. 46 mm. Tegen deze tijd zijn de achterpoten zichtbaar volgroeid.
De ontwikkeling van de voorpoten vindt plaats in de kieuwzakjes en is van buiten
niet zichtbaar. Aan het eind van het larvale stadium breken de voorpoten door
de huid heen en is het dier van een in het water levende en door kieuwen ademende
larve veranderd in een dier dat op het land leeft en via longen ademt. De larven
zijn, evenals pas gemetamorfoseerde dieren, dagactief.
![]() |
![]() |
![]() |